Belgisch Historisch Centrum voor Scouting
CHBS
Volg ons op Facebook :
logo facebook

Geschiedenis van de Gidsenbeweging in België

De Gidsenbeweging, die oorspronkelijk uitsluitend voor meisjes bedoeld was, werd in 1909 opgericht door Lord Baden-Powell, die in 1907 ook al de scoutsbeweging had gesticht. Door de scoutsmethodes aan te passen aan de wereld van meisjes en jonge vrouwen had hij het uiteindelijke doel voor ogen om een wereld te scheppen waarin iedereen, en vrouwen in het bijzonder, gelijke kansen krijgen en de mogelijkheid hebben om te zijn en te handelen als autonome, solidaire, verantwoordelijke en geëngageerde individuen. De Association Mondiale des Guides et des Eclaireuses (AMGE) , waarvan de vier Belgische gidsenverenigingen deel uitmaken telt ongeveer 10 miljoen leden in 144 landen.

De eerste gidsengroep, die katholiek en Franstalig is, vindt in 1915 zijn ontstaan in Brussel op initiatief van Vader Melchior Verpoorten. In het jaar 1919, waarin de Baden Powell Belgian Girl Guides (katholiek, later Guides Catholiques de Belgique – Katholieke Meisjesgidsen van België, GCB/KMGB genoemd) internationaal erkend worden, ontstaat binnen deze beweging een eerste Nederlandstalige groep in Merksem en wordt in België een tweede beweging opgericht die is samengesteld uit zogenaamd “neutrale” (pluralistische) gidsen, namelijk de Girl Guides de Belgique.

Na de jaren 1920 waarin heel wat nieuwe dingen werden uitgeprobeerd maar die uiteindelijk wat moeilijk zijn, kennen de twee bewegingen een aanzienlijke uitbreidingsfase in de jaren ’30. De leden, die voor het grootste deel in de steden zijn gevestigd, worden van dan af onderverdeeld in drie takken (leeftijdscategorieën): 8-11 jaar (kabouters, claires joies), 11-16 jaar (gidsen), en 16+ (voortreksters, clans). In 1928 zijn de Belgische gidsen de stichtende leden van l’Association Mondiale des Guides et des Eclaireuses (AMGE) of World Association of Girl Guides and Girl Scouts (WAGGGS). In 1934 worden zowel de GCB als KMGB officieel erkend door de Belgische Kerk.

Vanaf 1937 ontsluiten GCB en KMGB zich voor andersvalide gidsen. De bewegingen, tot dan toe op talig vlak unitair, kennen in 1939 een eerste afscheiding van de Blauwe Gidsen, voorbode van de talige tweedeling van de verenigingen, die voor de katholieken in 1961 en voor de pluralistische gidsen in 1966 concreet gerealiseerd wordt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden de activiteiten op een discrete manier verdergezet. Het uniform is vanaf 1943 verboden. In theorie moeten de activiteiten aangekondigd worden aan de bezetter. Op het moment van de bevrijding is het ledenaantal van de katholieke gidsen verdubbeld tot 6000 leden. De pedagogische en structurele keuzemogelijkheden krijgen op dat moment een stevige verjongingskuur waardoor de democratische werking een prominentere plaats inneemt en de beweging voor de wijde wereld wordt opengesteld.

In 1945 smelten de pluralistische scouts en gidsen samen en worden zo de eerste jeugdbeweging in co-educatie in België. Op het zelfde moment neemt de beweging in Congo een hoge vlucht, waarheen vooral de GCB en KMGB vanaf 1933 maar vooral in de jaren ’50 leidsters stuurde om er de gemengde groepen, “inheemsen” en kaderleden te vormen om ginds te helpen de Congolese vereniging te structureren.

Vanaf 1960 breken jaren van grote pedagogische creativiteit aan voor de vier gidsenverenigingen, bekend onder de namen van Fédération des Eclaireurs et Eclaireuses (Scouts et Guides Pluralistes of SGP vanaf 1992), Federatie voor Open Scoutisme (FOS Open Scouting), les Guides catholiques de Belgique (GCB) en Vlaams Verbond van Katholieke Meisjesgidsen (fusioneert in Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen of VVKSM in 1973).

De oprichting van nieuwe leeftijdscategorieën (van 5-7 of 5-8 jaar, de onderverdeling van de tienertak in groepen van 12-14 en 14-16 jaar of van 11-15 en 15-17 jaar)  en de invoering van, naast de methodes voor persoonlijke ontwikkeling, groepsonderwijsmethodes en projectpedagogie zorgt ervoor dat het pedagogische werk aan diversiteit wint. De maatschappelijke ontsluiting is manifest omdat daar waar het doel voor de oorlog was om “goede huismoeders” te vormen, het nu belangrijk is om solidaire “wereldburgers” voort te brengen die diversiteit omarmen en zowel lokaal, internationaal als ecologisch geëngageerd zijn en zo een betere wereld willen scheppen.  De spirituele zoektocht blijft een fundamentele dimensie van de beweging, maar een zeker katholiek militantisme wordt door GCB en VVKSM achterwege gelaten en er wordt gepleit voor een meer open en persoonlijke weg, terwijl het motto “neutraliteit” van SGP en FOS van in het begin veranderde naar pluralisme en openheid.

De ontwikkeling en de plaats van de vrouw in de samenleving blijft een belangrijke uitdaging voor alle bewegingen, zelfs al staan die bewegingen sinds 1979 even goed voor meisjes als voor jongens open : wel wordt op lokaal vlak de mogelijkheid gegeven om te kiezen tussen gemengde of enkel vrouwelijke gidsengroepen.

De door WAGGGS en WOSM Scouts- en Gidsenbeweging is in België meer dan 170 000 leden sterk, waarvan 65000 gidsen. Het gaat goed met de beweging, die erin slaagt om 1 op de 10 jongeren aan te trekken, uit verschillende milieus, en geniet van een erkenning die voorbijgaat aan het nationale niveau.