Deze studie schetst het pedagogisch en chronologisch kader van de katholieke gidsenbeweging in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi, die sinds 1923 aanwezig was aan de oevers van het Tanganika Meer, en vooral, vanaf 1937, door Madeleine Vilain XIIII vanuit Katanga uitgebouwd zal worden. Na een korte zuid-afrikaanse ervaring tijdens de tweede wereldoorlog, zal de beweging een exponentiële groei kennen vanaf de jaren 1950. Vanaf 1955 zullen Marie-Claire Laloux en Marie-Josèphe Lacroix zich zorgen maken over haar bestendiging en werken aan haar structurele en pedagogische consolidatie, ter plaatse en vanuit België. De gidsenbeweging, oorspronkelijk bedacht als beweging voor zwarte meisjes, zal zich sterk proberen aan te passen aan de Congolese realiteit, maar door de moeilijke vertreksituatie van het meisje en de vrouw, zal het pas op het einde van de jaren 1950 mogelijk zijn om de fakkel over te dragen aan een Congolese leiding.

 

 

 

Sinds 1919, jaar van de oprichting van de Girl-Guides de Belgique (GGB), zijn het openstaan voor en het respect van de godsdienstige en filosofische overtuigingen belangrijke elementen. Alhoewel ze onstaat in een begoede sociale klasse, heeft de beweging zich ver uitgebreid, en contacten gelegd met allerhande educatieve verenigingen. Ze mag tevens beschouwd worden als een pionier van de integratie van gehandicapte kinderen enerzijds en van de ecologie anderzijds. Ze heeft zich ook sterk geprofileerd op het internationaal vlak - zoals scouting is guiding een internationale beweging, die bijdraagt aan wederzijds begrip tussen volkeren. De verstandhouding met de Boy-Scouts de Belgique (BSB) geeft al zeer vroeg de waarde van de coeducatie aan. De meisjes worden, zoals de jongens, ingeleid tot het burgerschap, ertoe gebracht initiatief en verantwoordelijkheden op te nemen, en grote projecten op te zetten. Doorheen de geschiedenis van de GGB, komen deze thema's ruim aan bod.

 

 

De Onze Lieve Vrouw der Scoutskapel kijkt uit over de vervallen middeleeuwse abdij van Orval en is gebouwd op de fundamenten van de oude O.L.V. van Scherpenheuvelkapel, die zelf dateert van begin 17de eeuw, maar vernield werd door de Franse soldaten in 1793. De Onze Lieve Vrouw der Scoutskapel werd opgericht ter herinnering aan de actieve deelname van de katholieke Scouts aan de heroprichting van de abdij van Orval tussen 1926 en 1929. Ze werd op 14 augustus 1938 officieel ingewijd door de Fédération des Scouts Catholiques (FSC) en het Vlaams Verbond der Katholieke Scouts (VVKS), die hiermee de vieringen rond het 25-jarig jubileum van katholieke scouting in België afsloten. De kapel is in de Ardennen, een kampstreek bij uitstek, een plek waar scouts zich kunnen herbronnen en waar een aantal roepingen zich, onder meer ten gunste van de abdij van Orval, hebben laten voelen. In 2008 werd de 70ste verjaardag van de kapel gevierd.

De namen "Gilwell" en "Gilwell Park" verwijzen naar een belangrijk centrum van de Engelse en internationale scoutsbeweging. Het is niet enkel de bakermat van een vormingssysteem dat wereldwijd in de scoutswereld zal gebruikt worden tot in de jaren 1970, en oorspronkelijk door Baden-Powell werd bedacht, maar eveneens een prachtig park met een lange geschiedenis, en ook een kampterrein en een samenkomstplek voor oud-scouts.

Het is in Gilwell dat het Wood Badge-systeem ontstaan is en dat het geleidelijk aan naar de bijna gehele scoutswereld werd verspreid. Omdat het onmogelijk was om alle scouts ter plekke op te leiden, werd een decentralisatiemethode bedacht, waarbij opleidingsverantwoordelijken (de D.C.C.'s) in Gilwell opgeleid werden, en het vormingssysteem dan thuis opnieuw moesten toepassen om zo hun eigen leiders brevetten toe te kennen in hetzelfde raamwerk. Bij deze verspreiding rees ook de noodzaak om permanente vormingscentra op te richten, zoals die van Wolveringen (BSB), La Fresnaye (FSC), De Kluis (VVKS) in België, naast Chamarande en le Cappy in Frankrijk en Ommen in Nederland. Dit Cahier licht ook de bijdrage van F.G. Gidney toe. Alhoewel hij een mandaat had van Baden-Powell, werkte hij toch nog vele aspecten van het park en het Wood Badge-systeem op eigen initiatief uit.

Het zingen tijden scouts-en gidsenactiviteiten, het zingen voor bepaalde gelegenheden, maar vooral ook het zingen puur om het zingen ontwikkelt zich vanaf het ontstaan van scouting, zelfs al gunden Baden-Powell en de officiële programma's tot aan W.O.II het maar een klein plaatsje. Stilaan ontstaat een repertorium, gedeeltelijk met geleend en soms ook aangepast werk, maar ook vaak met originele stukken geschreven en gecomponeerd door verscheidene auteurs uit de scouts-en-gidsenwereld. Liedboeken worden uitgegeven, groepjes ontstaan, platen brengen (vooral in de naoorlogse periode) nieuwe soorten muziek uit, en het gebruik van begeleidingsinstrumenten zoals de gitaar komt op en wordt populair.

Door zijn uitstraling van vreugde, enthousiasme en verbondenheid, en door de diepgang die het geeft aan bijzondere momenten, wordt samen zingen geleidelijkaan een soort visitekaartje voor scouting.

Ter gelegenheid van echte 100ste verjaardag van scouting in België situeert Roger Grignard in dit Cahier allereerst de genesis van scouting in het algemeen en dan specifieker in Groot-Brittannië. Hij baseert zich daarvoor op twee belangrijke boeken over Baden-Powell, enerzijds het boek van de biograaf Tim Jeal, die zonder twijfel de ultieme en onbetwist biografie van B-P. schreef , en anderzijds het boek van Michäel Rosenthal, die meer kritische vragen stelt bij de originele intenties van de stichter. De genesis van scouting is, zoals u het zal ontdekken, niet vanzelf gegaan en scouting is dan ook niet zomaar uit de lucht komen vallen...

Om het jaar 2011 in te leiden, bieden wij u een speciaal cahiernummer aan, over een bijzonder aspect van scouting : de totemisatie.  Alhoewel vele oud-scouts in België een totem hebben, is het in de scoutswereld zeker geen wijdverbreide gewoonte om totems uit te reiken! Oorspronkelijk heeft Robert Baden-Powell het gebruik van totems zelfs proberen te ontmoedigen.  Maar de totems hebben zich als het ware zelf opgedrongen, dankzij de eerste scoutsgeneraties die zeer open stonden voor de indianenthematiek, in een periode waarin de gehele beeldvorming rond de Indiaan ook positief geladen was.  Later zal de gewoonte zich zodanig in de scoutsbeleving inprenten dat tot op heden, in België, totems nog altijd toegekend worden aan scouts en gidsen.

Sophie Wittemans heeft in deze meesterlijke studie alle aspecten van de praktijk van de totemisatie ontrafeld : de oorsprong, de inplanting in België, de overdrachtskanalen, de evolutie, de bestaansreden en succesfactoren, en de veelvuldige vormen van de totemisatie in het gewone scouts- en gidsenleven.  Dit cahier is dan ook een uitnodiging tot een diepgaande ontdekking van dit minder bekende maar uitermate symbolische aspect van scouting in onze streken.

Toen in maart 2011 in de Brusselse anglicaanse Holy Trinity-kerk de gedenkplaat van de oprichting van de eerste scoutstroep in België werd ingehuldigd door de oud-Scouts en oud-Gidsen van België, werd tegelijk een oproep gedaan aan de scoutshistorici om zich te buigen over het ontstaan van scouting in België.

Het ontstaan van scouting in België was tot hiertoe wel al bestudeerd geweest, maar deze oproep werd vooral gedaan in de overtuiging dat een bredere aanpak deze beginmomenten in een ander daglicht zou kunnen stellen, namelijk door het verleden niet enkel te bekijken vanuit het standpunt van de nog bestaande verbonden, door nieuwe bronnen aan te boren, en ook door de geschiedkundige kritiek nauwkeuriger toe te passen.

Dit cahier kan beschouwd worden als een eerste reactie op deze oproep. Aan de hand van bronmateriaal dat onlangs is opgedoken, biedt het een overzicht van de beginmomenten, de vermenigvuldiging van initiatieven en de manifeste geestdrift van die tijd, maar ook van het soms moeilijke voortbestaan van de eerste Belgische scouts- en gidsengroepen en hun toekomstige verbonden.

Tenslotte wenst het Belgisch Historisch Centrum voor Scoutisme, met dit 10de cahier, 100 jaar scouting in België mee te vieren, alsook haar eigen 25ste verjaardag.

In oktober 2009 gaf het CHBS reeds een eerste Cahier uit over Gilwell Park; de auteur ervan was eveneens Luc Marcovitch. Dit eerste Cahier deed de oorsprong van het park uit de doeken en gaf aan hoe het park in de eerste helft van de twintigste eeuw een belangrijke referentie voor het scoutsgebeuren op wereldvlak werd en de bakermat van zijn vormingssysteem.

Dit tweede Cahier vertelt het verhaal verder : hoe een aantal personages, onder meer J. S. Wilson die de bijnaam "Belge" droeg, de kampeer- en vormingsdimensies in die mate hebben uitgewerkt dat duizenden scouts (en soms niet de minsten) naar Gilwell kwamen, en hoe ze ook de traditie van de Gilwell Reunion, die tot vandaag voortbestaat, hebben ingevoerd. Verder ook hoe Gilwell de dood van Baden-Powell en van Hubert Martin, maar ook de tweede wereldoorlog heeft overleefd. Hoe het Wood Badge-systeem dat er ontworpen werd, de hele wereld veroverde en door steeds meer landen werd overgenomen. En tenslotte hoe het terrein met zijn symbolische plekken alom steeds omvangrijker werd…

Heeft u ook het Gilwell-virus te pakken ? Vanuit London is Gilwell makkelijk bereikbaar en te bezichtigen… Alle info bij het CHBS.

Vandaag is de associatie tussen de welpentak en het Jungle Book vanzelfsprekend en heerst soms ook de indruk dat deze link alle pedagogische vernieuwingsprocessen van de eerste honderd jaar scouting heeft overleefd.

Nochtans heeft de scoutswereld het Jungle-gebeuren onmiddellijk noch massaal verwelkomd, ook nadat men het uiteindelijk eens was geworden dat scouting ook aan kinderen van 7 tot 11 jaar aangeboden mocht worden.

In Europa en elders, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, zijn er meerdere jaren denk- en aanpassingswerk nodig geweest om het pedagogische en symbolische kader van Baden-Powell aanvaardbaar te maken.

In dit Cahier beschrijft Thierry Scaillet  een deel van deze ontwikkelingen, meer bepaald deze die plaatsvonden binnen de katholieke scoutsverenigingen in Frankrijk en België. Hij zet ook de grote rol die Sint-Franciscus van Assisi in het proces van de kerstening van de Jungle speelde in de verf.  Ook de bijdragen van Vera Barclay, père Sevin en de eerwaarde Albert Lamy worden in dit opzicht verduidelijkt.